Ik had nooit gedacht dat ik hier te midden van de Zweedse heuvels als leerkracht Nederlands aan de slag zou kunnen, maar kijk, de wonderen zijn de wereld duidelijk nog niet uit. Tegenwoordig reis ik dus drie dagen per week met de trein van 06:17 naar Östersund. Dat piekt wel wat, maar ik hou er ook van vroeg op te staan. In de stad fiets ik met mijn mountainbike met spijkerbanden – dat werkt dus echt hè - heen en weer tussen ons kantoor en zes verschillende scholen. In elke school is er een kind of twee waar ik een uurtje moedertaalonderwijs of studiebegeleiding aan geef.
Behalve dat dit werk me intellectueel en cultureel voedt en zowel mijn talenknobbel als mijn creativiteit stimuleert, heelt het ook een oud zeer waarvan ik niet echt wist dat het er zat. Afgelopen week, toen ik zicht kreeg op het loonverschil tussen een bevoegd en een niet-bevoegd leraar*, voelde ik plots een golf van opluchting. ‘Het is uiteindelijk toch niet allemaal voor niets geweest,’ hoorde ik mezelf denken. Ik voelde het gewicht van al het geploeter, alle bloed, zweet en tranen om zowel de opleiding taal- en letterkunde als de lerarenopleiding af te ronden, van mijn schouders vallen.
|