Met deze eerste brief wil ik jullie vooral laten weten dat ik hier niet zo op mijn gemak in de sneeuw zou kunnen zitten* als ik niet zeker wist dat jullie daar zijn en dat ik altijd mag terugkomen. Echt waar, hoe leuk de mensen hier ook mogen zijn, en hoe snel een netwerk ook kan groeien, hoe schoon de heuvels en de sneeuw, hoe thuis mijn ziel zich hier ook voelt, ik mis jullie en ik mis België. Niet België als natie per se – ah nee want landsgrenzen zijn arbitrair afgesproken lijntjes op een kaart – maar België als referentie naar daar waar ik vandaan kom eller daar waar ik altijd al thuis ben geweest.
Het verwijst naar dat vruchtbare lapje grond van de Noordzee tot het Ardennenmassief, naar de lentes die er eeuwig duren en de lange, warme nazomer. Het verwijst naar fietsen door de stad als door mijn broekzak en mensen tegenkomen die ik al 20 jaar ken – opvallend is dat ik nog maar zelden mensen tegenkom als ik in Gent ben, het begint tot me door te dringen dat de mensenstroom die zich door de stad beweegt van samenstelling verandert tijdens mijn afwezigheid. Het verwijst naar zondagse ontbijten vol levensfilosofie met de hele familie, naar kelleversoep en samen verse frieten bakken, naar een hele avond praten over dingen die niet tot de kern van het leven behoren zonder de druk te voelen van: we hebben alleen maar deze avond of deze week. Het verwijst naar elkaar terugzien na een jaar of vijf en gewoon de draad weer oppikken en naar even kunnen langskomen omdat ik toch in de buurt ben, voor een babbel, een boterham of omdat ik naar de wc moet.
|